Grasduinend in mijn archief, bots ik op deze tekst die ik schreef begin september. Vandaag nog actueler dan twee maand terug.
Zaterdagmorgen. Koffie, mijn krantje en zicht op mijn tuin waar de bewoners van ons lokale oerwoud zich te goed doen aan het water dat wij tijdens deze warme dagen voor hen hebben klaargezet. Het is mijn moment. De eerste dag van de week die niet gepaard gaat met de rush die nodig is om op 8u stipt gewassen en gestreken op kantoor aan de computer aan het werk te zijn. Het moment waarop ik tijd heb voor een uitgebreid ontbijt met lectuur. Wat ik de voorbije maanden te lezen kreeg, is vaak verontrustend geweest. Corona, ziekte, dood, isolement, economische wanhoop, politiek rommelgedrag en annulaties, veel annulaties van reizen, sportevents, kermissen, festivals en optredens.
Dat laatste is voor mij zowat hetgeen ik het meest gemist heb tijdens de lockdown. De magie van het podium niet meer kunnen voelen. Het high worden van de muziek zonder dat daar drank of drugs aan te pas komt. De ontroering voelen die een sprekende of zingende mens voor je creëert. De humor. Dat op 1 juli voor cultuur de deuren terug open gingen, was een verademing. Dat er toch nog organisatoren en artiesten waren die voor niet-rendabele kleine bubbels kwamen optreden een cadeau. Ik ben geboren, getogen, woonachtig in Knokke-Heist. Maar ik trok naar Roeselare voor mijn eerste optreden sinds de lockdown, een comedyavond in de Spil met Han Solo, Jeron Dewulf en Karel de Rijcke. Ik voelde me herleven.
Weinige dagen later maakte de Veiligheidsraad bekend dat ze niet alleen de grootte van het publiek niet gingen optrekken, dat was te verwachten. Het werd nog erger. Waar het sinds 1 juli toegelaten was voor 200 mensen binnen en 400 buiten op te treden, in bubbels, met afstand, met mondmasker, met inachtneming van alle Corona-maatregelen, werden deze aantallen plots gehalveerd. Conclusie, annulaties en nog meer annulaties. Waar het al niet rendabel is om voor 200 man te spelen, is het meer dan een beetje verlieslatend om voor 100 man te spelen.
Ik word omzeggens een beetje misselijk van de manier waarop de politiek omgaat met cultuur tegenwoordig. Alsof artiesten, technici en de vele freelancers die in de cultuursector werken quantite negligable zijn. Alsof zij kunnen overleven met een half publiek. Alsof zij geen perspectief nodig hebben. Alsof je met hen kan tjolen, zoals we in het West-Vlaams zeggen, gelijk met een hond.
Mijn zoon is 18 en is tijdens de lockdown afgestudeerd in de humaniora richting Economie-Moderne Talen. Hij heeft zijn middelbare studies gecombineerd met een opleiding in Maak, het deeltijds kunstonderwijs van Knokke-Heist. Sinds jaar en dag droomt hij ervan professioneel drummer te worden met als eerste stap na Maak, het KASK en Conservatorium in Gent. Tijdens de voorbije maand mei is hij geslaagd voor de reeks toelatingsproeven die hij heeft moeten doorlopen voor het KASK. Straks, ergens halfweg september mag hij aan zijn opleiding beginnen. Ik ben oneindig trots. Als moeder is het fantastisch als je ziet dat je kind een droom heeft, ervoor werkt en ervoor beloond wordt.
Ik heb hoop dat aan het einde van zijn vijfjarige opleiding er een andere wereld dan vandaag op hem zal wachten, al is het bang afwachten wat de toekomst zal brengen. Ik zal er alvast alles aan doen om mee te werken aan een toekomst waarin er ruimte zal zijn voor podia. Want zonder muziek, theater, comedy, zang, kunst in al zijn vormen en genres is de mens geen mens maar een zich stilstaand verplaatsende soort robot.